Goedgelovig
Sinterklaas bestaat niet.
Hij zou het nog steeds leuker vinden als hij wel bestond. Dat staat op het gezicht van onze kleinzoon te lezen.
Zijn moeder heeft hem net gewaarschuwd: ‘denk eraan, niet tegen je broertje zeggen dat Sinterklaas niet bestaat.’
De jongen knikt zwijgzaam. En een tikkeltje treurig.
De wetenschap dat Sinterklaas niet bestaat, is bij hem nog heel vers. De waarheid over de grote leugen biedt verlossing maar ook een diepe ontgoocheling. De nieuwe striemende twijfel over de betrouwbaarheid van volwassenen. Het inzicht dat ze je jarenlang met z’n allen vrolijk hebben bedrogen, blijft moeilijk te incasseren.
Zeker omdat iedereen het spelletje meespeelt.
►De burgemeester met zijn sjerp die Sinterklaas met veel poeha ontvangt.
►Het stadscentrum dat elk jaar door politieagenten is afgezet.
►Zijn grootouders die zich een hoedje schrikken van zwarte piet die opeens in hun huis allerlei koekjes komt strooien.
►De aankomst van Sinterklaas op tv.
►Bart Peeters die de Sint elke dag bezoekt in ‘Dag Sinterklaas’.
►De juffen en meesters op school die zenuwachtig zijn als de Sint komt.
► Zijn ouders die wortelen voor het paard bij de schoorsteen leggen. En briefjes aan Sinterklaas schrijven.
Onze kleinzoon is acht. Een leeftijd waarop de realiteitszin het gaat winnen van de fantasie.
Vragen en nog eens vragen.
- ‘Hoe oud is Sinterklaas nu precies? Honderd jaar of duizend?’
- ‘Waarom komt Sinterklaas met de boot en niet met het vliegtuig?’
- ‘Hoe komt hij aan al dat geld voor de cadeautjes?’
- ‘Heeft hij ook van die grote trucks voor het vervoer van al die zakken?’
Zijn broer van vijf piekert over andere zaken:
- ‘Waarom heeft Sinterklaas nu opeens een bril op?’
- ‘Waar slaapt hij ’s nachts?’
- en ‘heeft Sinterklaas een vrouw en kindjes?’ ‘Nee? Wie doet dan de was voor Sinterklaas?’
Die laatste vraag doet mij vertederd glimlachen. Want hij brengt mij terug naar mijn jeugd, waar zich op dat punt in het huis van mijn oom en tante heel wat heeft afgespeeld. Zij hadden niet alleen een speelgoedwinkel maar voorzagen Sint en Piet ook van hun kleding. De volledige uitdossing in allerlei uitvoeringen van zeer eenvoudig tot chique was bij hen te huur. Natuurlijk had die gigantische garderobe verzorging nodig en werd er dus ook heel veel gewassen. Overal hingen gewaden te drogen. Toch behielden wij kinderen ons geloof door de draai die mijn tante hieraan gaf: 'Ik mag de was doen voor Sinterklaas.’
Vervuld van ontzag en trots op deze uitverkiezing namen wij dat klakkeloos van haar aan. Met dat wapenfeit verpletterden wij onze klasgenoten die uiteraard stikjaloers op ons waren!
Beneden verlieten af en toe drie Sinterklazen tegelijk hun voordeur. Soms kwam er een benevelde Sint terug, ondersteund door uitgelaten pieten. Toen waren er nog geen (politiek correcte) geboden en verboden waar de Sint zich aan te houden had. Zoals zichtbare stramheid en bedachtzaamheid. Geen kinderen op schoot nemen of armen om moeders slaan. Er waren trouwens ook geen discussies over de huidskleur van Piet. Of de sekse van Sint. Die werden in ieder geval niet als discriminerend ervaren.Het moet daar beneden in de winkel van mijn oom en tante een drukte van jewelste zijn geweest met het aantrekken van al die pakken, het plakken van baarden, het schminken. Het is ons als kinderen allemaal voorbijgegaan. Want zo tussen twee en zeven jaar, is je als kind een levensfase gegund, waarin men zich maar over weinig verbaast. Alles is mogelijk. Die eigenschap zorgt er dan voor dat al die kinderen in flats zonder schoorstenen en met een eigentijds inzicht in de wonderen der techniek toch hoopvol hun schoen kunnen zetten. En later, veel later, als volwassenen moeiteloos en vertederend het spel voor hun kinderen meespelen.
Het Sinterklaasfeest dankt zijn populariteit aan miljoenen ongewenst niet-gelovigen, die hun kans pakken om weer eventjes kind te zijn. Laat daarom kinderen en kleinkinderen maar even vertoeven in die fascinerende wereld van Sinten en Pieten. De volwassenheid lonkt steeds vroeger.
Greet