Het gebruik van ziekteactiviteit indicatoren voor RA in de Belgische dagelijkse klinische praktijk.

Geplaatst op: 
Woensdag, 12 mei, 2021 - 13:21

Het gebruik van ziekteactiviteit indicatoren voor reumatoïde artritis in de Belgische dagelijkse klinische praktijk

 

Remissie van Reumatoïde artritis (RA) kan worden gedefinieerd als het vertonen van geen of minimale klinische symptomen van de ziekte. De kwantificering van remissie is afhankelijk van bepaalde ziekteactiviteit indicatoren. Deze indicatoren omvatten meestal ontstekingsmarkers in het bloed (voornamelijk CRP en ESR) en klinische markers (SJC en TJC). Ook worden soms gezondheidsevaluatievragen meegenomen. Deze vragen kunnen gaan over hoe mobiel een patiënt is (de zogenaamde HAQ met typische vragen of je de trap nog opkan), maar hoe je je eigen gezondheid, je pijn belevenis of je vermoeidheid inschat op een schaal, de VAS-visueel analoge schaal, van 0-10. Ook de arts kan dergelijke schaal invullen. Omwille van het heterogene ziektebeeld van RA is de ziekteactiviteit moeilijk te evalueren op basis van één enkele indicator. Verschillende ziekteactiviteitscores, bestaande uit een bepaalde combinatie van de reeds vernoemde indicatoren, werden ontwikkeld om een betrouwbaarder en vollediger beeld te verkrijgen van de ziekteactiviteit.

 

Hoewel deze scores gevalideerd werden in grote cohorten patiënten, blijkt dat er in de dagelijkse klinische praktijk steeds meer barrières gelinkt zijn aan de scores en hun individuele componenten betreffende de individuele patiënt . Dit leidt tot situaties waarin patiënten ondanks een goed gecontroleerde ziekte niet aan de remissiecriteria voldoen. Bij een nadere beschouwing van de verschillende onderdelen van de score bij dergelijke patiënten werden de door de patiënt gerapporteerde, subjectieve indicatoren vrij hoog gescoord, terwijl de objectieve indicatoren laag waren en in overeenstemming met het klinisch beeld. Dit betekent dat de patiënt zich minder goed voelt dan het ziektebeeld doet vermoeden. Ook omgekeerd onderschatten sommige patiënten hun ziekteactiviteit of hebben ze de neiging om hun klachten te minimaliseren Dit kan leiden tot respectievelijk over- of onderbehanding van de ziekte. Aangezien de reumatoloog zelf kiest welke ziekteactiviteit scores of indicatoren geëvalueerd worden, is het niet echt bekend waarop zij nu het meeste vertrouwen om de ziekteactiviteit van een patiënt te evalueren en medische beslissingen te nemen in de klinische praktijk.

 

Het onderzoek van masterthesisstudent Emma Buckinx wou uitzoeken wat de meest gewaardeerde ziekteactiviteit indicatoren voor de Belgische reumatologen in de dagelijkse klinische praktijk zijn en wat de meest gewaardeerde ziekteactiviteit indicatoren voor de Belgische reumatologen zijn in geval van discrepantie tussen patiënt en arts betreffende hun perceptie van de ziekteactiviteit status van de patiënt. Via een uitgebreid literatuuronderzoek, semigestructureerde interviews met enkele reumatologen, en uiteindelijk een vragenlijst naar alle Belgische reumatologen werd gepoogd een antwoord te vinden op deze vragen.

 

Uit de uitkomsten van deze studie kunnen we vooral concluderen dat in de dagelijkse klinische praktijk objectieve metingen van de ziekteactiviteit zoals de gezwollen gewrichtstelling, CRP en de DAS28CRP naast het eigen oordeel van de reumatoloog het belangrijkste waren voor de Belgische reumatologen betreffende de evaluatie van de ziekteactiviteit van een patiënt met RA. Opvallend was dat vooral de subjectief gepercipieerde indicatoren minder in acht werden genomen door de reumatoloog. Pijnlijke gewrichtscores werden duidelijker minder belangrijk geacht dat gezwollen gewrichtscores, maar vooral de beoordelingen aangaande vermoeidheid en pijn kregen weinig waarde. Ook in geval van discrepantie tussen arts en patiënt kregen deze patiënt gerapporteerde uitkomsten weinig aandacht. Het gebruik van echografie nam wel opvallend meer plaats in bij deze discrepantie, waarschijnlijk om een objectieve parameter in het gesprek tussen arts en patiënt te kunnen gebruiken. Deze studie toont duidelijk aan dat er meer nood is om het belang van patiënt gerapporteerde uitkomsten te onderlijnen, ook bij het meten van ziekteactiviteit.

 

Door Diederik De Cock & Emma Buckinx