Als was in hun handen
Wie denkt dat kleine meisjes alleen maar schattig, lief en aardig zijn, heeft zelf nooit een dochter gehad.
Wij hebben er vier.
Soms stelden ze ons geduld behoorlijk op de proef. Door mijn RA was ik niet altijd in staat om mijn zogezegde ‘moederlijke taken’ op te nemen, dus sprong mijn man bij waar hij kon. Dat dit met meisjes niet gemakkelijk was, zag hij als een understatement. Hij heeft zo zijn eigen visie, wat betreft zijn dochters. Zo vindt hij dat jongens of zonen traanbuisjes hebben, terwijl dochters wel waterleidingbuizen lijken te hebben.
Dochters schijnen op zijn minst meer water te bevatten. Tranen en nog eens tranen dat je bang wordt dat je dochter zal uitdrogen waar je bij staat. Toch kan die waterstroom onmiddellijk open- en dichtgedraaid worden. Hij vindt het trouwens verbazingwekkend dat er niet meer vrouwelijke loodgieters zijn.
Dochters schijnen ook ogen met kogellagers te hebben, want deze rollen voortdurend in hun kassen rond en ze beschikken ook over een betere beheersing van de wenkbrauwen.
Net als olifanten vergeten dochters nooit iets.
Ze doen alsof ze niet luisteren maar onthouden intussen elk woord.
Een belofte aan een dochter is als een rechtskrachtige mondelinge overeenkomst.
O wee als je als vader die belofte niet nakomt.
Zoals elke man was hij meer voorbereid op het opvoeden van jongens.
Met zijn zonen en een heleboel speelkameraden voetballen, joggen, wilde dingen doen. Lekker samen in het zweet. Jongens zijn dol op zweet. Ze merken niet eens dat hun sokken stinken. Meisjes daarentegen...!
Wat moet dus een sportfanaat van een vader met vier dochters beginnen? Scheenlappen of bokshandschoenen kopen?
Nee, hij leert ze zwemmen en fietsen. Sporten waar ze hun hele leven wat aan hebben.
Wat nog meer?
Hij hoeft hen niets te leren over spiegels of kleren.
Zijn dochters zagen het meteen als hij per ongeluk een bruine en een zwarte sok aanhad. Zeker niet hoe ze hun haar moesten dragen, da's niks voor vaders!
Volgens mijn man was het zijn taak om zijn dochters te leren dat ze kunnen worden wat ze willen.
Na een tijdje had hij ook door dat het socialisatieproces van dochters veel vroeger begint in vergelijking met jongens. Op een dag hoorde ik onze toen driejarige dochter tegen mijn man zeggen dat hij geen kleedjes had en dat hij daarom een jongen was. Haar stemmetje klonk vergevensgezind, alsof ze wilde zeggen dat hij daar niets aan kon doen.
‘Met vaders heb je meer plezier dan met moeders’ zei een andere dochter.
‘Jij moeke, wordt elke dag boos’ ging een ander verder. ‘Vake één keer in de week, maar als hij boos wordt, is het echt’.
‘Jij bent als was in hun handen’ waarschuwde ik mijn man regelmatig.
Met een lachje, traan of knuffel kneedden ze hem naar hun eigen willetje en het grappige was dat hij het dikwijls helemaal niet doorhad.
Maar waarom zijn vaders, dus ook mijn man, er zo bang voor dat hun dochters volwassen worden?
Is het een beetje egoïsme misschien?
Er zullen mannen in hun leven komen die belangrijker zijn dan hem.
De jaren waarin een vader zijn dochter over de schouder gooit en haar giechelend naar boven draagt, zijn zo voorbij.
Het velletje papier met het gekleurde meesterwerk voor Vaderdag vervaagt te snel.
De avondwandelingetjes samen zijn veel te kort.
De concurrentie tussen de spelletjesavond met het ganse gezin en afspraakjes met jongens is reëel.
Mijn man koesterde vooral de stille hoop dat zijn dochters nooit een Assepoestercomplex zouden krijgen. Het idee dat de ware Jacob langs zou komen galopperen en dat iedereen dan nog lang en gelukkig zou leven. Als ze van mannen zouden kunnen houden, zonder totaal afhankelijk te zijn, dan vond hij zichzelf geslaagd als vader.
Die pluim op zijn hoed heeft hij alvast verdiend! Het zijn vier prachtige, zelfstandige vrouwen geworden. Hun vader hoeft hen allang niets meer leren. De momenten waarop ik denk ‘hij is weer als was in hun handen‘ blijven desondanks bestaan.